Doorliggen
Dinsdagochtend. Het is al twaalf uur en de bewoners lijken niet van zins hun bed uit te komen vandaag. Big Brother vindt het welletjes en roept: “Het is middag en om doorliggen te voorkomen is het misschien beter dat jullie opstaan.” Kreunend en steunend komen ze tot leven. Ruud: “Ik dacht dat ik thuis was.” Karin herhaalt: “Om doorliggen te voorkomen…” Bart: “Dan moeten we minimaal 48 uur blijven liggen.” Bart: “We kunnen het proberen, misschien een idee voor de volgende weekopdracht.” Ruud: “Ja, drie van de bedden moeten constant bezet zijn.”
Karin staat toch maar op. Ruud is helemaal verbaasd: “Wat ga je doen?” Karin: “Nou gewoon, ik ga mijn bed uit.” Bart: “Waarom?” Karin: “Omdat ik wakker ben.” Ruud vindt dat ze zich meteen nuttig kan maken: “Zet dan een lekkere pot thee. We komen er over een half uurtje ook uit.”
Na het ontbijt springen de mannen in de tobbe. Willem vraagt aan Karin: “Kom je er ook in?” Karin is aangekleed en is dit niet van plan. Terwijl de mannen zich nog steeds in het bad vermaken, ruimt Karin op. Als ze de kerels hoort schreeuwen, gaat ze toch even kijken. Karin: “Volgens mij zijn jullie aan koffie toe.” Ruud: “Ja, waar blijft de espresso?” Dat wordt lastig, maar Karin verwent ze wel met een vers gezette kop koffie.
Een drukke dag
Gisteren hebben de bewoners de weekopdracht gekregen. Toch lijkt het ze niets te deren. Afgezien van het feit dat Karin de hele dag aan het breien is, laat de sneeuwpop de bewoners koud. Zij vinden het belangrijker om wat rond te hangen. Karin ironisch: “Wel weer een drukke dag vandaag. Ik ben net heel druk geweest met koffiezetten.” Heel even lijken zij zich druk te maken om de weekopdracht. Als Bart uit de dagboekkamer komt, vertelt hij dat Big Brother zich afvraagt hoe de bewoners de sneeuwpop straks gaan laten smelten. “Dat vragen wij ons ook af”, antwoordt Karin direct. Bart lijkt er minder over in te zitten: “Dat is geen probleem. Desnoods steken we dat ding gewoon in de fik als de zon schijnt of als het regent. Smelten zal die pop in ieder geval.”
Moord
Tijdens het eten wordt duidelijk dat de nominaties de bewoners toch ergens wel dwars zitten. Karin probeert zich groot te houden: “Zij willen dat wij de nominaties spannend vinden en allemaal op onze vingers zitten te bijten. Maar dat is niet zo”, begint zij. Maar vlak daarna geeft zij toch wel toe dat zij er tegenop ziet. Voor Willem moet dit geen probleem zijn, is Bart van mening, want: “Jij wordt de winnaar.” Willem laat deze lovende woorden eerst over zich heenkomen voordat hij hier op reageert. “Die man die wij gisteren buiten de hekken hoorden roepen, gunt het mij in ieder geval niet”, antwoord hij. “Hij zei hele lelijke dingen. Die komen niet in het woordenboek voor.” Karin: “Gek is dat hè. Net of je iemand iets aandoet door hier te zitten.” Willem is blij dat hij medestanders heeft: “Ja, net of ik een moord heb gepleegd ofzo.”
Feesten na BB
Dan is het weer een tijdje stil voordat Ruud over de nominaties begint. “Niet voor te stellen dat ik in drie dagen weg kan zijn.” Hij staart verwilderd voor zich uit. Hier laat hij het voorlopig bij. Na de twee stellingen ‘gepensioneerden zijn tweederangsburgers’ (Bart namens iedereen: “Gelul” en Willem: “Zij hebben dit land gemaakt.”) en ‘vrouwen komen van Venus en mannen van Mars’, komen toch weer de nominaties ter sprake. Ruud: “Het is wel spannend. Misschien zitten mijn broers er wel als ik het huis uit moet. En mijn vriendin en Bibi. Als het zover is, ga ik me echt in het feestgedruis storten.” Bart wil het anders aanpakken: “Ik ga de eerste dagen rustig aandoen.” Ruud: “Vooral met oudejaarsavond stort ik mijzelf in het nachtleven.” Willem helpt hem echter uit de droom: “Dan moet je hier terugkomen om ons op te vangen.” De teleurstelling is van het gezicht van Ruud af te lezen: “Oja”, stamelt hij.
Bart worstelt dinsdagavond met het breiwerkje. Ruud kijkt het een tijdje aan, maar het kan hem niet lang boeien. Karin: “Saai gedoe, dat breien?” Bart geeft het op. Hij laat het breiwerkje voor wat het is, en leeft zich uit in een potje tafeltennis met Ruud. Na het partijtje belonen de twee sportievelingen zichzelf met een boterham. Karin en Willem liggen al in bed. Ruud maakt alvast een planning voor de volgende dag: “Morgen een rustig dagje. ‘s Avonds lekker in het størvatt.” Bart: “We moeten er donderdagmorgen met zijn allen voor de laatste keer in. Ik zal het missen als ik donderdag weg ben.” Ruud: “Denk je dat het donderdag voor je afgelopen is? Je bent wel populair hoor Bart, vooral bij de jongedames. Het is koffiedik kijken, joh.” Bart: “Nou, ik denk dat de koek op is, voor mij is het morgen afgelopen. Geeft niet, ik heb het goed naar mijn zin gehad.” Ruud: “We hebben allemaal onze denkwijze erover. Het zal wel spannend zijn.” Bart: “Dat is zeker.”
Bart wil hartenjagen. Ruud is voor, maar dan moeten Karin en Willem wel meedoen. Ze slapen nog niet, maar reageren niet bijster enthousiast op Ruuds voorstel. Ruud vindt het gezellig bij Willem en Karin op de slaapkamer en blijft plakken. Bart kan niet anders dan ook zijn heil in de slaapkamer zoeken. Hij doet nog een halfhartige poging om ze aan het kaarten te krijgen maar geeft het al gauw op. Bart vraagt aan Ruud: “Kan je mijn rug masseren, Ruud?” Karin: “Mag ik dat doen, Bart?”